Gods Zoon spreekt : “Zie de koning versmaadt ook mijn tweeden raad, evenals mijn eersten. Daarom verwoestten mijn vijanden mijn moeders plaats, zooals gij gehoord hebt. En daarom roepen steenen en stokken wraak over den koning. Gods glorie wordt echter nog vergroot door de slechtheid der menschen. En de duivel zal met schande verdreven worden van de plaats waar hij meende zijn voordeel mede te kunnen doen. Indien de hooge gebouwen waren blijven staan, waren zij voor de nakomelingen een reden geweest tot hoogmoed en een voorbeeld van overdaad. Zelfs indien zij met opzet vernield waren, zou men het geweten hebben aan wankelmoedigheid en vernielzucht.
Nu wil ik u toonen, hoe door een ongeluk en door de slechtheid der menschen uit den grooten hoogmoed een ootmoed geboren kan worden, die Gode behagelijk is, en hoe de muren die onnoodig kostbaar en hoog waren lager gemaakt moeten worden. Eerst moeten de vleugels van het huis lager gemaakt worden en de hooge muren omvergeworpen. Dit strekt tot Gods eer en is geschikt voor de bewoners en verheugt dengenen die het gebouw zien en is een groot bewijs van ootmoed. Maar hoe dit gebeuren moet, weet hij die de kunst verstaat van huizen bouwen.”
Verder zeide Gods Zoon : “Ik sprak vroeger over de stad Jericho, welke ik vergeleek bij de stad, waar dit klooster staat en hoe gebouwen die gereed zijn moeten blijven staan en veranderd moeten worden zoo, dat alleen overblijft wat eenvoudig en noodwendig is.
Dit had ik mijn vrienden beloofd, indien de Koning hen, volgens mijn raad verzameld had. Daarom mochten zij, die nu bijeen zijn, het hunne er toe bijdragen opdat al wat overvloedig is omvergeworpen wordt, en zich daarmede tevreden stellen.
|