Velen verwonderen er zich over, waarom ik spreek met u en niet met anderen wier leven beter is en die mij langer dienden. Ik antwoord u met voorbeelden en gelijkenissen. Er is een heer, die vele wijngaarden heeft in verschillende landen, en de wijn van iederen wijngaard smaakt naar het land, waarin hij geplant is. En als de wijn den heer wordt voorgezet, drinkt hij af en toe van den middelmatigen wijn, die lichter is, en niet altjid van den beteren en zwaarderen. Indien iemand, die er bij staat en het ziet, on kundig tegen den heer zegt: “Waarom doet gij dit?” Antwoordt de heer, dat deze wijn hem beter smaakt en voor die gelegenheid geschikter was. De heer giet daarom den beteren wijn niet uit en versmaadt de betere soorten niet, maar hij bewaart ze tot zijn voldoening en nut.
Zoo deed ik met u. Ik heb veel vrienden, en hun leven is mij zoeter dan honig en aangenamer dan eenige wijn en lichter voor mijn aanschijn dan de zon. Toch heeft mijn geest en mijn genade u uitverkoren, want zoo beliefde het mij, niet omdat gij beter zijt dan zij, of gelijk aan hen, of omdat gij grooter verdiensten hebt, maar omdat ik het wil en omdat ik dwazen tot wijzen maak en zondaars tot rechtvaardigen. En ik veracht hen niet, hoewel ik u zoo genadig behandelde, maar ik zal hen bewaren voor een andere gelegenheid en eer, al naar het recht dan eischt. Daarom, wees ootmoedig in alles en bedroef u over niets anders dan over uwe zonden. Heb allen lief, ook hen, die mij schijnen te haten en mij belasteren, want zij geven u meer gelegenheid tot kroon en loon.
Drie dingen gelast ik u te doen, drie dingen gelast ik u na te laten. Drie dingen laat ik u toe te doen. Drie dingen raad ik u te doen.
Eerst gelast ik u drie dingen te doen; namelijk niets te verlangen buiten uw God, ten tweede allen hoogmoed af te leggen en ten derde eeuwig de ontucht des vleesches te haten.
Drie dingen gelast ik u na te laten: Ten eerste ijdelheid en lichtzinnig gepraat; ten tweede overvloed in eten en drinken en in andere dingen; ten derde de vreugde en lichtvaardigheid der wereld (haar onstandvastigheid en wellust) te beminnen.
Drie dingen gun ik u en sta ik u toe: Ten eerste matigen slaap, opdat gij u wel zult gevoelen; ten tweede matig waken voor de ontwikkeling van het lichaam; ten derde matigen kost voor het onderhoud van het lichaam.
Drie dingen raad ik u: Ten eerste u toe te leggen op goede werken, waarvoor het hemelrijk beloofd wordt; ten tweede tot Gods eer te gebruiken de middelen die u ten dienste staan; ten derde raad ik u in uw hart steeds twee dingen wel te overwegen en steeds voor oogen te houden: ten eerste wat ik voor u deed, toen ik pijn en dood voor u verdroeg. Deze gedachte wekt liefde op voor God. Ten tweede mijn rechtvaardigheid en het komend oordeel. Daardoor ontstaat vrees in het gemoed.
Het vierde is dat, wat ik tweemaal beveel en wat ik raad en toelaat. Dat gij gehoorzaamt zooals het u betaamt, - en dat gij niets anders doet, dat beveel ik u, want ik ben uw heer, dat laat ik u toe te doen, want ik ben uw bruidegom, dat raad ik u, want ik ben uw vriend.
|