O, mijn Heer, ik weet dat niemand het hemelrijk binnengaat, tenzij God de Vader hem trekke. Daarom, o goedertierende Vader, trek dezen zieken bisschop, en gij, Gods Zoon, help hem trekken. En gij, Heilige Geest, vervul dezen kouden en krachteloozen bisschop met uw liefde!”
De Vader antwoordde: “Indien hij, die trekt, sterk is en wat getrokken wordt zeer zwaar, dan scheurt wat getrokken wordt spoedig en gaat te niet. En indien dageen, die getrokken wordt, gebonden is, dan kan hij noch zich zelf helpen, noch dengeen die trekt. En indien degeen, die getrokken wordt onrein is, dan is hij afzichtelijk en onaangenaam om aan te raken en te trekken. En deze bisschop is als iemand die bij een kruisweg staat en aarzelt welken weg hij zal inslaan.”
Zij antwoordde: “O, mijn Heer, staat er niet geschreven, dat niemand hier in het leven stil staat, maar naar betere of naar slechtere dingen heengaat?”
De Vader antwoordde: “Beide kan gezegd worden, want hij staat als tusschen twee wegen, dien der vreugd en dien der smart. Hij maakt zich angstig uit vrees voor de eeuwige straf en verlangt naar de vreugde van het hemelrijk. Maar het schijnt hem hard uitsluitend den weg te bewandelen, die ter volmaakte vreugde leidt. Als hij daarentegen toegeeft aan de dingen, waar hij vuriger naar streeft, dan gaat hij.”
Daarop sprak de Heilige Agnes: “Deze bisschop is als iemand, die aarzelt tusschen twee wegen. Hij wist dat de eene smal was in het begin en vol vreugde op het einde, en hij wist dat de andere een tijd liefelijk was maar eindelijk op een onmetelijken en noodlottigen afgrond uitloopt. Toen de reiziger deze wegen overwoog en er vermaak in vond den weg te gaan, die in het begin liefelijk was, maar toch den onmetelijken afgrond vreesde, kwam hij op de volgende gedachte: “Van dezen liefelijken weg gaat een zijweg; als ik dien vind, kan ik geruimen tijd voortgaan zonder gevaar. En vind ik den zijweg, wanneer ik het eind nader en den afgrond, dan behoef ik geen gevaar te duchten.”
Zonder gevaar bewandelde hij geruimen tijd dien weg, en toen hij aan den afgrond kwam, stortte hij er jammerlijk in, want hij vond den kruisweg noch den zijweg, zooals hij gehoopt had. Lieden, die zulke gedachten hebben, zijn er nu velen, en zij denken in zich zelf aldus: “Zwaar valt het den smallen weg te gaan, hard om eigen wil op te geven en alle wereldsche eer.” Daarom koesteren zij een valsche en gevaarlijke hoop, die zeggen: “Ons leven en onze weg zijn lang en Gods erbarming is zeer groot. Deze wereld is liefelijk en geschapen voor ons genot. Daarom verhindert niets dat ik in de wereld een tijdlang leef volgens mijn wil en lust.
Aan het einde des levens zal ik God volgen, want op den weg dezer wereld is een zijweg, namelijk berouw en biecht; vind ik dien, dan word ik gered.” Zulk een gedachte om tot het einde te willen zondigen en zich dan te beteren, is een zeer onzekere hoop, want dezulken blijven verblind totdat zij vallen. Zij hebben soms zooveel pijn in hun laatste uur en zulk een plotseling uiteinde, dat zij geen heilzaam berouw verwekken kunnen. En dat is hun verdiende loon, want zij willen naderende ongelukken niet bemerken noch voorzien, terwijl zijt konden, maar bepaalden den tijd voor Gods erbarmen volgens eigen goeddunken en eigen wil. En zij waren niet van plan met zondigen op te houden, voor de zonde hun niet langer genot gaf.
Op dezelfde wijze stond deze bisschop tusschen deze twee wegen. Maar nu nadert hij den aangenameren weg, die de weg is des vleesches en der wereld. Het is alsof hij drie bladen uit een boek voor zich heeft, waarin hij leest. Het eerste blad leest hij met vreugde en steeds opnieuw, het tweede af en toe en zonder vreugde, het derde blad leest hij zelden en dan met tegenzin. Het eerste blad zijn de rijkdommen en eerbewijzen der wereld, waarvan hij geniet, het tweede is de angst voor de hel en het toekomstig oordeel, dat hem droef maakt, het derde is kinderlijke vrees voor God, die maar zelden zijn hart beweegt. Maar indien hij acht gaf op wat God ter Wille van hem deed en hoe hij Hem daarvoor beloont, zou de liefde voor God nooit in zijn hart gedoofd worden.”
De bruid zeide: “O! Lieve vrouwe, bid voor hem!” De heilige Agnes antwoordde: “Wat doet de rechtvaardigheid anders dan oordeelen, en wat doet de barmhartigheid anders dan met zachtheid lokken?”
Daarop sprak Gods moeder: “Tot den bisschop moet gezegd worden: “Hoewel God vermag alles zelf te doen, heeft de mensch hulp noodig om de zonde te ontvluchten en de liefde voor God in zijn hart te prenten. Nu zijn er drie dingen, die leiden tot het ontvluchten der zonde en drie andere die leiden tot Gods liefde. De drie eerste zijn: volmaakt berouw, het voornemen niet meer te willen zondigen en zijn zonde uit te boeten volgens het voorbeeld van hen, die, naar hij gezien heeft, de wereld verachten. En de drie, die bijdragen tot de liefde voor God, zijn: ootmoed, barmhartigheid en werken van liefde. Want al bad iemand niet meer dan één enkel Pater noster om de volmaakte liefde te verkrijgen, spoedig zou hij die bezitten.”
|
Toen vrouwe Birgitta van Monte Gargano afdaalde naar de stad Manfredonia in het rijk van Apulië, gebeurde het, dat dezelfde bisschop, die in haar gezelschap was, door een ongeluk op den berg zoo ernstig van het paard viel, dat twee ribben braken. En op den morgen, toen hij naar St. Nicolaas te Bari reizen zou, riep hij haar tot zich en zeide: “O, vrouwe het valt mij zeer zwaar om hier te blijven zonder u en het is moeilijk ook voor Uedele om ter Wille van mij uw reis te vertragen, vooral van wege de rondzwervende menschen. Daarom smeek ik u ter wille van de liefde van Jezus Christus, dat u God voor mij bidt en mijn zijde aanraakt, want ik hoop, dat door de aanraking van uw hand mijn pijn verzacht zal worden.
Tot tranen geroerd door haar medelijden, antwoordde zij: “O, mijn Heer, men roemt mij, voor wat ik niet ben, want ik ben in Gods oog de grootste zondares. Laat ons toch allen God bidden, en hij zal uw geloof beloonen.” Nadat zij aldus gebeden had en opgestaan was, raakte zij zijn aan en zeide: “Moge de Heer Jezus Christus u gezond maken!” En dadelijk verdween de pijn en de bisschop stond op en volgde Birgitta gedurende de geheele reis, zelfs tot zij naar Rome terugkeerde.
|