DE VERSMADING EN HET GEBED VAN GODS ZENDELING. |
ZESDE BOEK, KAP. 47. |
De maagd Maria zeide: “Bedroef u niet, indien gij het woord Gods verkonden zult aan hen, die het niet gaarne hooren, want die berispt wordt en spottende verwijten krijgt als hij Gods woord verkondigt, maar ze geduldig verdraagt, versiert zijn ziel met alle schoonheid. En de ziel van hem die zijn lichaam vermoeit ter eere van God, zal verfraaid en versierd worden. Want de ziel van hem, die weet dat hij belasterd wordt en den lasteraar geen kwaad wil, wordt versierd en getooid met de schoonste kleederen, zoodat de bruidegom, die één God is in drie personen, naar het bezit van die ziel verlangt tot eeuwige vreugde van Zijn Godheid. En daarom zullen Gods vrienden zich gaarne beijveren om hen te bekeeren, die hoogmoed en weelde meer liefhebben dan God.
|