CHRISTUS MAANT BIRGITTA AAN TOT ZACHTMOEDIGHEID.
ZESDE BOEK, KAP. 6.

Ik ben uw Schepper en bruidegom. Gij, mijn nieuwe bruid, hebt op vier verschillend wijzen misdreven. Ten eerste zijt gij in uw hart ongeduldig geweest over woorden die gesproken werden. Ik, daarentegen, heb ter wille van u geeselslagen verdragen, en toen ik voor den rechter stond, heb ik gezwegen.

Ten tweede hebt gij met bittere woorden geantwoord en hebt gij uw stem luid verheven en verwijten uitgesproken, terwijl ik, die met spijkers aan het kruis genageld werd, mijn blikken naar den hemel richtte en mijn mond niet opende. Ten derde hebt gij mij versmaad, ter wille van wien gij geduldig alles verdragen moest. Ten vierde zijt gij geen goed voorbeeld geweest voor uwe medechristenen, die verdwaald geraakt waren en die door uw geduld op den goeden weg terug moesten komen.

Daarom wil ik, dat gij voortaan uw woede bedwingt. Indien iemand die opwekt, spreek dan niet voor de woede uit uw gemoed verdreven is; en als uw gemoed tot kalmte gekomen is en gij over de aanleiding tot gramschap nauwkeurig hebt nagedacht, spreek dan met zachtmoedigheid. En als het nutteloos is om te spreken en gij er niemand goed mede doet en door zwijgen niet zondigt, dan is het verdienstelijker om te zwijgen.