BIJ HET GRAF VAN SINT-THOMAS TE ORTONA.
ZEVENDE BOEK, KAP. 4.

Iemand, in aandachtige gebeden verzonken, voelde haar hart gloeien van liefde voor God en vervuld van geestelijke vreugde, waardoor heel haar lichaam schijnbaar verlamd werd. Toen hoorde zij een stem, die tot haar zeide: “Ik ben de Schepper en Verlosser, en de zaligheid, die gij nu in uw ziel voelt, is mijn schat en zijn mijn rijkdommen. Want zooals er geschreven staat: “De geest blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn stem, maar gij weet niet van waar hij komt en waar hij heen gaat.”

En dezen schat geef ik veelvoudig, op vele wijzen en in vele vormen. Toch wil ik u een anderen schat aanwijzen, die niet in den hemel is, maar bij ulieden op aarde. Deze schat bestaat in de lichamen en overblijfselen mijner vrienden. Want de lichamen mijner vrienden zijn waarlijk mijn schat en mijn rijkdom, hetzij zij vergaan, of gezond zijn, hetzij zij in stof veranderd zijn of niet.

Maar daar nu de Schrift zegt, dat waar uw schat is ook uw hart is, kunt gij vragen hoe mijn hart is bij dezen schat, de overblijfselen der Heiligen? Ik antwoord u: Het hoogste genot mijns harten is om eeuwig loon te geven aan allen, die de plaatsen mijner Heiligen bezoeken en hun overblijfselen vereeren. En met mijn Heiligen bedoel ik hen die de genadegave hadden om mirakels te verrichten en door de pausen Heilig verklaard werden. En hen, die de Heiligen bezoeken, beloon ik volgens hun wil, hun geloof en hun moeite. Daarom zult gij weten dat in deze stad mijn grootste schat vertoeft, en wel de overblijfselen van St. Thomas, waarvan in geen enkele stad zooveel onvergane en onverdeelde, of samenhangende deelen gevonden worden, als in dit altaar.

Maar nu ligt hij hier, als verborgen, want voordat het lichaam van mijn apostel hierheen kwam, waren de vorsten van dit rijk, zooals geschreven staat: zij hebben een mond maar spreken niet, zij hebben oogen, maar zien niet, ooren hebben zij, maar hooren niet, zij hebben een neus, maar zij rieken niet, hunne handen hebben zij, maar tasten niet, hunne voeten, maar gaan niet. Hoe kunnen dan zij, wier wil zoo gestemd is tegenover hun God, zulk een schat de verschuldigde eer bewijzen?

Want, wie mij en mijne vrienden boven alles lief heeft, zoodat hij liever sterven wil dan mij ook maar eenigszins verwoeden, en de macht heeft en den wil om mij te eeren en anderen te bevelen, moet mijn schat verheffen en eeren, mijn schat, dat zijn de overblijfselen van mijn apostel, dien ik uitverkoor. Daarom zal voorwaar gezegd en gepredikt worden, dat evenals de lichamen van mijne apostelen Paulus en Petrus te Rome zijn, de overblijfselen van mijn apostel Thomas te Ortona rusten.”

De bruid antwoordde: “O, mijn Heer, lieten de vorsten van dit rijk geen Kerken bouwen en groote aalmoezen uitdeelen?” Onze Heer zeide: “Zij deden mij groote dingen en offerden mij veel goud om mij daardoor te verzachten; toch waren de aalmoezen van velen mij onaangenaam en onbehagelijk, omdat hun huwelijk gesloten werd tegen de bepalingen der Heilige Kerkvaders. En hoewel de huwelijken, door de pausen toegelaten, gewettigd zijn en onverbreekbaar moesten zijn, zal mijn goddelijk oordeel er toch rekenschap mee houden dat zij gesloten werden tegen den wil der Heilige Kerkvaders.

BIJVOEGSEL.
Toen vrouwe Birgitta naar Ortona ging, gebeurde het dat zij met haar gevolg een geheelen nacht onder den blooten hemel verblijven moest in koude en onder een hevigen regen. Tegen den dageraad, zeide Christus tot haar: “De menschen lijden om drie redenen: om verootmoedigd te worden, zooals koning David gestraft werd, om meer vrees te verkrijgen en voorzichtigheid, zooals Sara, de vrouw van Abraham, die door den Koning weg genomen werd, of tot troost en eer, zooals het geval is met ulieden. Want ik liet hen, die u tegemoet komen, dien dag niet verder komen, maar gij wildet mij niet gelooven daarom hebt gij moeten lijden zooals gij het verdiendet. Maar gaat nu de stad in, en mijn dienaar Thomas zal u geven wat gijlieden begeert.”
EVENZOO OVER DENZELFDEN.
Christus openbaarde zich in Ortona en zeide: “Ik heb u vroeger gezegd, dat mijn Apostel St. Thomas mijn schat was. En dat is waar. Want deze Thomas is voorwaar het licht der wereld, maar de menschen hebben de duisternis meer lief dan het licht.” Toen verscheen ook St. Thomas en zeide: “De schat, dien gij zoo lang begeerde, zal ik u nu geven.” En op hetzelfde oogenblik kwam een stuk been van St. Thomas uit de kist te voorschijn, zonder dat iemand de kist aanraakte, en Sancta Birgitta nam het aan en verborg het met groote vreugde en eerbied.