Voorwoord Boek 11 "Den Lofzang Van Den Engel"

Nadat de Heilige Birgitta, vorstin van Närike in het koninkrijk Zweden, verscheidene jaren te Rome gewoond had in het huis van een Kardinaal, dat in de nabijheid ligt van de kerk San Lorenzo in Damaso, wist zij nog niet, welke lessen gelezen zouden worden door de nonnen in haar klooster dat God haar bevolen had in Zweden op te richten, en waarvan Hij haar den regel zelf gedicteerd had ter eere van de Heilige Maagd, Zijn moeder. Toen zij in onzekerheid hierover in gebed verzonken was, verscheen Christus haar en zeide: “Ik zal u mijn engel zenden, die u de woorden zal openbaren welke in de Metten door de nonnen in uw klooster gelezen moeten worden ter eere van de Heilige maagd, mijn moeder. Hij zal ze u zelf dicteeren, en gij zult ze opschrijven, zooals Hij ze u zegt.”

De heilige Birgitta had een kamer, waar het eene venster op het hoogaltaar uitzag en waarvan zij dagelijks het lichaam van Christus zien kon. En hier zat zij dagelijks gereed om te schrijven, en met papier en inkt en de pen in de hand, als zij haar getijden en andere gebeden gelezen had. En aldus bereid wachtte zij den engel des Heeren, die naast haar ging staan en op de eerbiedigste wijze rechtop stond, met het aangezicht vol eerbied naar het altaar gericht, waar het lichaam van Christus bewaard werd. In deze houding dicteerde hij duidelijk en geregeld in de moedertaal der heilige Birgitta de genoemde lessen, die de zusters in genoemd klooster bij de Metten lezen moesten, en die handelen over de in eeuwigheid volmaakte voortreffelijkheid der H. Maagd Maria.

En zij schreef ze op vol devotie dag aan dag, zooals de mond des engels ze haar voorzeide en toonde haar geestelijken vader dagelijks ootmoedig wat zij gedurende den dag geschreven had.
Maar eenige dagen gebeurde het dat de engel niet kwam om te dicteeren. En toen haar geestelijke vader haar op zulk een dag vroeg wat zij dien dag had opgeschreven, antwoordde zij ootmoedig en zeide: “Vader, heden heb ik niets geschreven, want ik heb den engel des Heeren lang gewacht die dicteeren zou, wat ik moest opschrijven, maar hij is niet gekomen.”

En op deze wijze werd de hieronder geschreven lofzang op de volmaaktheid der Heilige Maagd Maria door den mond des engels gedicteerd en daarna opgeschreven. En die werd ook door den engel in lessen verdeeld om bij de Metten der zusters gelezen te worden, voor iederen dag in de week geheel het jaar door, zooals hier onder volgt.

Maar toen de engel zijn dictaat van den lofzang geëindigd had, zeide hij tegen de bruid, terwijl zij nog aan het schrijven was : “Zie, nu heb ik het kleed geweven van de hemelkoningin, Gods moeder ; nu moet gijlieden het in elkaar zetten, zoo goed gij kunt.” Daarom, o ! gij heilige nonnen van den regel der orde van den H. Verlosser, dien de Redder en Schepper aller dingen met Zijn eigen mond U en de wereld door Zijn bruid zoo liefderijk en barmhartig gegeven heeft, bereidt uwe handen tot het heilige werk om met den grootsten eerbied en devotie dezen heiligen lofzang te aanvaarden, die de engel des Heeren op Gods bevel dicteerde aan uwe moeder, de heilige Birgitta.

Opent uwe ooren en hoort naar een zoo verheven, nieuwen en ongehoorden lof van de Heilige Maagd Maria en beschouw met ootmoedig harte haar hier voorgestelde voortdurende volmaaktheid, opdat gij die ijverig kauwt met den mond uwer meditatie en de zoetheid er van inslikt met voldoening en met den grooten smaak der contemplatie. Heft daarna uwe handen en uw hart op tot God met geheel uw verlangen om Hem met ootmoedige en vrome dankzeggingen te danken voor zulk een groote, in het bizonder aan u bewezen weldaad, die haar hoogstzalige Zoon, de Koning der engelen ook u verleenen moge, Hij die met haar leeft en regeert in alle eeuwen der eeuwen. Amen !