Over hoe een vijand van God drie demonen in hem had en over de veroordeling van hem door Christus.
BOEK 1 – HOOFDSTUK 13

Mijn vijand heeft drie demonen in hem. De eerste woont bij zijn geslachtsorganen, de tweede in zijn hart, de derde in zijn mond. De eerste is als een zeeman, die water inlaat via de kiel en het water, dat geleidelijk stijgt, vult het schip. Dan is er een stortvloed van water en het schip zinkt. Dit schip staat voor zijn lichaam dat is aangevallen door de verleidingen van demonen en door zijn eigen lusten, als door stormen. De lust drong eerst binnen via de kiel, dat wil zeggen, door het genot dat hij nam uit kwade gedachten. Aangezien hij zich niet verzette door middel van boetedoening of de gaten opvulde met de nagels van onthouding, groeide door zijn instemming het water van lust met de dag. Het schip dat toen boordevol zat met de vleselijke lusten van de buik, liep onder water en nam het schip in lust zodat het niet in staat was om de poort van verlossing te bereiken.

De tweede demoon, die zich in zijn hart had gevestigd, is als een worm die in een appel ligt die eerst de kern van de appel eet en dan, na het achterlaten van zijn uitwerpselen, blijft rondhangen in de appel totdat de hele appel is geruïneerd. Dat is wat de duivel doet. Eerst bederft hij de wil en goede wensen van een persoon, die als de kern is waar alle kracht van het denken en al het goede gevonden worden, en eens het hart leeg is van deze goede dingen, plaatst hij in plaats daarvan de wereldse gedachten en affecties die de persoon meer liefheeft. Hij spoort dan het lichaam zelf aan tot zijn genot en, om deze reden, neemt de moed en het begrip van de man af en zijn leven wordt vermoeiend. De man zonder hart is inderdaad als een appel zonder kern, omdat hij mijn kerk binnenkomt zonder hart, omdat hij geen liefdadigheid heeft.

De derde demoon is als een boogschutter die, rondkijkend door de ramen, de onbehoedzamen neerschiet. Hoe kan de duivel niet in iemand zijn die altijd zichzelf betrekt in zijn gesprekken? Dat wat meer geliefd is wordt vaker ter sprake gebracht. De harde woorden waar hij anderen mee verwond zijn als afgeschoten pijlen, door zoveel ramen als het aantal keren dat hij de duivel ter sprake heeft gebracht of zovaak als zijn woorden onschuldige mensen verwond hebben en het gewone volk tot schande gemaakt hebben.

Ik die de waarheid ben, zweer bij mijn waarheid dat Ik hem zal veroordelen zoals een hoer tot vuur en zwavel, als een sluipende verrader tot de verminking van zijn lichaam, als een Godslasteraar tot eeuwige schande. Zolang zijn ziel en lichaam nog verenigd zijn, blijft mijn genade echter toereikbaar voor hem. Wat ik van hem verwacht is om vaker deel te nemen aan goddelijke diensten, zonder bang te zijn voor verwijten, maar geen eer wil, en nooit die sinistere naam over zijn lippen meer laat gaan.

UITLEG
Deze man, een abt van de Cisterciaanse orde, had iemand tegen het kerkelijk gebod in begraven. Toen hij het gebed van de ziekenzalving voor hem bad, hoorde Vrouw Birgitta in geestverrukking: “Hij deed wat binnen zijn macht lag en begroef hem. Je kunt er zeker van zijn dat de eerste begrafenis na deze zijn eigen zal zijn. Omdat hij tegen de Vader heeft gezondigd, die ons heeft verteld onpartijdig te zijn en de rijken niet onterecht te eren.

Omwille van een kleine bederfelijke winst, gaf deze man eer aan een onwaardig persoon en plaatste hem naast de waardigen, wat hij niet gedaan zou moeten hebben. Hij heeft gezondigd tegen mijn Geest, die de communie is en de gemeenschap van de rechtvaardigen, door een onrechtvaardig man naast de rechtvaardigen te begraven. Hij heeft ook tegen mij, de Zoon, gezondigd, want Ik heb gezegd: “Hij die mij verwerpt zal verworpen worden.” Deze man eerde en verhief iemand die mijn kerk en mijn pastoor hadden verworpen.” De abt bekeerde zich toen hij deze woorden hoorde en overleed op de vierde dag.