Christus' woorden tot zijn bruid zichzelf als een grote koning beschrijvend, en over twee schatten die symbool staan voor de liefde van God en de liefde van de wereld, en een les over het boeken van vooruitgang in dit leven.
BOEK 1 – HOOFDSTUK 15

Ik ben als een grote en machtige koning. Vier dingen hebben betrekking op een koning. Ten eerste moet hij rijk zijn, ten tweede vrijgevig, ten derde verstandig, en ten vierde, liefdadig. Ik ben echt de koning van de engelen en van alle mensen. Ik heb deze vier kwaliteiten die ik heb genoemd. In de eerste plaats, ben ik de rijkste van allemaal, omdat ik iedereen in zijn behoeften voorzie en nog steeds evenveel bezit nadat ik het ze heb gegeven. Ten tweede, ben ik de meest vrijgevige van allemaal, omdat ik bereid ben te geven aan iedereen die vraagt. Ten derde ben ik de wijste van allen, want ik weet wat iedereen toekomt en wat het beste voor hem of haar is. Ten vierde, ben ik liefdadig, omdat ik bereid ben meer te geven dan wat iedereen vraagt.

Ik heb, zoals je mag zeggen, twee schatten. Zware materialen, zwaar als lood, zijn opgeslagen in de eerste schatkist, en de plek waar deze schatkist ligt is omsingeld door scherpe en spitse doorns.
Maar deze zware dingen lijken zo licht als een veertje voor een persoon die begint met ze om te keren en leert hoe hij ze moet dragen. De dingen die voorheen zwaar en moeilijk leken worden licht en de dingen waarvan hij eerst nog dacht dat ze scherp waren worden zacht.
In de tweede schatkist lijkt glinsterend goud te liggen en kostbare edelstenen en heerlijke dranken. Maar het goud is helemaal dof en de drankjes zijn als gif.

Er zijn twee paden naar deze schatten, alhoewel het er oorspronkelijk maar één was. Bij de splitsing, dat wil zeggen waar de twee paden beginnen, stond een man die uithuilde bij drie mannen die het tweede pad namen en hij zei: “Luister, luister naar wat ik heb te zeggen! Maar als je niet wilt luisteren, gebruik dan op z’n minst je ogen om te zien dat het waar is wat ik zeg. Als je noch je oren noch je ogen wilt gebruiken, gebruik dan op z’n minst je handen om te betasten en jezelf te bewijzen dat er geen valsheid is in mijn woorden.”

Toen zei de eerste van hen: “Laten we luisteren en zien of hij de waarheid vertelt.” De tweede man zei: “Wat hij ook zegt, het is onwaar.” De derde zei: “Ik weet dat hij de waarheid vertelt, maar het kan me niet schelen.” Wat zijn deze twee schatten als het niet mijn liefde en de liefde van de wereld is? Er zijn twee paden naar deze schatten: zelfvernedering en complete zelfverloochening leiden naar mijn liefde, terwijl lichamelijke lust naar de liefde van de wereld leidt. Voor sommigen lijkt de last, die zij dragen in mijn liefde, gemaakt van lood, omdat zij, als zij zouden vasten en waken (vigilie) of zichzelf onthouden, denken dat ze een lading lood dragen. Als ze gebrabbel of beledigingen horen omdat ze tijd aan gebed besteden en aan het beoefenen van religie, is het alsof ze op scherpe doorns zitten; het is altijd een marteling voor hen.

De persoon die wenst om altijd in mijn liefde te blijven, zou eerst de lading moeten omkeren, dat wil zeggen, zich in te spannen om het goede te doen door het constant met vastberadenheid te verlangen. Dan moet hij het een beetje opheffen, langzaam, dat wil zeggen, dat hij zou moeten doen wat hij kan, denkend: Als God me helpt, kan ik dit goed doen.” Dan, volhardend in de taak die hij heeft ondernomen, zal hij de dingen, die eerst zwaar leken voor hem, met zo’n vrolijke bereidvaardigheid dragen dat alle ontberingen van het vasten en waken of welke ontbering dan ook zo licht zijn als een veertje voor hem. Mijn vrienden nemen hun rust in een plaats, die voor de luiaards en Goddelozen omgeven lijkt met doorns maar die mijn vrienden de beste rust biedt, zacht als rozen.
De rechtstreekse weg naar deze schat is het minachten van je eigen wensen, wat gebeurt als een man, denkend aan mijn lijden en dood, niet om zijn eigen wil geeft, maar het weerstaat en voortdurend streeft om beter te zijn. Alhoewel dit pad wat moeilijk is in het begin, is er nog een hoop plezier in het proces, zoveel dat de dingen die eerst onmogelijk leken om te dragen later heel licht worden, zodat hij met recht tegen zichzelf kan zeggen: “God’s juk is prachtig.”

De tweede schat is de wereld. Daar zijn goud, kostbare edelstenen en dranken die er heerlijk uitzien maar bitter als gif smaken eenmaal geproefd.
Wat er gebeurt met iedereen die het goud draagt is dat, wanneer zijn lichaam verzwakt en zijn ledematen kracht verliezen, wanneer zijn beenmerg wordt verspild en zijn lichaam dood op de grond valt, hij het goud en de edelstenen verlaat en voor hem niet meer dan modder waard zijn. De dranken van de wereld, ik bedoel hiermee, zijn pleziertjes, zien er smakelijk uit, maar, eens in de maag, maken ze het hoofd zwak en het hart zwaar, ze vernietigen het lichaam en een persoon verdort dan als gras. Als de pijn van de dood nadert, worden al deze genoegens bitter als gif. Eigen wil leidt tot deze schat, wanneer een persoon zich niet verzet tegen deze lagere genoegens en niet mediteert over wat ik heb voorgeschreven heb en over wat ik heb gedaan, maar meteen doet wat maar in hem opkomt, zij het volgens de wetten of niet.

Drie mannen lopen op dit pad. Met hen bedoel ik allen die de wereld en hun eigen wil liefhebben. Toen ik bij de ingang van het kruispunt stond huilde ik uit naar hen, omdat ik door mijn komst in ’n menselijk lichaam, de mens twee paden heb laten zien, als het ware, de een om te volgen en de ander om te vermijden, het pad dat leidt tot leven en het pad dat tot dood leidt. Voordat ik in het lichaam ben gekomen, was er slechts één pad. Daarop gingen alle mensen, goed of slecht, naar de hel. Ik ben degene die huilde en ik huilde als volgt:

"Mensen, luister naar mijn woorden, die leiden tot het pad des levens, gebruik je zintuigen om te begrijpen dat hetgeen ik zeg waar is. Als je er niet naar luistert of er niet naar kan luisteren, kijk dan tenminste – ik bedoel hiermee, gebruik geloof en rede - en zie dat mijn woorden waar zijn. Op dezelfde manier, zoals een zichtbaar ding onderscheiden kan worden door de ogen van het lichaam, kunnen onzichtbare ook worden onderscheiden en geloofd met de ogen van het geloof. Er zijn veel eenvoudige zielen in de kerk die slechts een paar werken doen, maar gered zijn door middel van hun geloof. Ze geloven erdoor dat ik de Schepper en verlosser van het heelal ben. Er is niemand die niet kan begrijpen en tot de overtuiging kan komen dat Ik God ben, als hij overweegt hoe de aarde vrucht draagt en hoe de hoe de hemel regen geeft, hoe de bomen groen worden, hoe de dieren voortbestaan in hun eigen soort, hoe de sterren de mensheid dienstbaar zijn, hoe dingen die tegen de wil van de mens ingaan geschieden. Uit dit alles kan een persoon zien dat hij sterfelijk is en dat het God is die dit allemaal regelt. Als God niet bestond, zou alles een wanorde zijn.
Zodoende is alles rationeel door God geregeld omwille van de menselijke ontwikkeling. Niet het minste of geringste blijft bestaan zonder reden.
Dus als een persoon mijn krachten niet kan begrijpen of bevatten als gevolg van zijn zwakte, kan hij door middel van het geloof zien en geloven. Maar, mensen, als je geen gebruik wilt maken van je intellect om mijn macht te overwegen, kan je nog altijd je handen gebruiken om de daden te doen, die ik en mijn heiligen hebben gedaan. Ze zijn zo evident dat niemand eraan twijfelt dat ze de werken van God zijn.

Wie liet de doden opstaan en gaf licht voor de blinden, ware het niet God? Wie verdrijft de demonen als het niet God is? Wat heb ik geleerd als het geen dingen zijn die ten gunste zijn voor de verlossing van ziel en lichaam en makkelijk te dragen?
De eerste man zegt echter, beter gezegd, sommigen zeggen: “Laten we luisteren en testen of het waar is!” Deze mensen blijven voor een tijd in mijn dienst, niet uit liefde, maar als een experiment en in navolging van anderen, zonder hun eigen wil op te geven maar hun eigen wil uit te dragen naast de mijne. Ze zijn in een gevaarlijke positie, omdat ze twee meesters willen dienen, maar geen van beiden goed kunnen dienen. Als ze geroepen worden, zullen ze beloond worden door de meester die ze het meest hebben liefgehad.

De tweede man zegt, of veeleer, sommige mensen zeggen: “Wat hij ook zegt zijn leugens en de Bijbel zijn onwaar. ”Ik ben God, de Schepper van alle dingen, niks is zonder mij gemaakt. Ik heb het nieuwe en oude verbond opgericht, ze kwamen uit mijn mond en er is geen valsheid in ze want ik ben de waarheid. Zodoende zullen degenen die zeggen dat ik leugens verspreid en dat de Heilige Schrift onjuist is nooit mijn gezicht zien, aangezien hun geweten hen vertelt dat ik God ben, daar alle dingen gebeuren volgens mijn wil en beschikking.
De hemel geeft ze licht, ze kunnen geen licht aan zichzelf geven; de aarde draagt vruchten, de lucht maakt de aarde vruchtbaar, alle dieren zijn in een zekere manier bepaald, de demonen bekennen mij, de rechtvaardigen verdragen ongelooflijke pijnen ter wille van mijn liefde.

Ze zien al deze dingen, maar toch zien ze mij niet. Ze konden me ook in mijn rechtvaardigheid zien, als ze zich bedachten hoe de aarde de goddelozen opslokt, hoe vuur de goddelozen verteert. Eveneens konden ze ook mij zien in mijn barmhartigheid, als wanneer water uit de rots vloeide voor de rechtvaardigen of het water zich scheidde voor hen, als wanneer het vuur hen niet aantastte of de hemelen hen voedden als de aarde. Omdat zij deze dingen zien en nog steeds zeggen dat ik een leugenaar ben, zullen ze mijn gezicht nooit zien.

De derde man zegt, of beter gezegd, sommige mensen zeggen: “We weten heel goed dat hij de ware God is, maar het kan ons niet schelen.” Deze mensen zullen voor eeuwig gekweld zijn, omdat ze me verachten, hun Heer en God. Is het niet een enorme minachting van hun kant om mijn gaven te gebruiken maar mij weigeren te dienen?
Als ze deze dingen uit hun eigen harde werk hadden verworven en niet geheel door mij, zou hun minachting niet zo groot lijken. Maar ik zal mijn genade schenken aan degenen die mijn genade vrijwillig beginnen om te keren en met een vurige wens streven te doen wat ze kunnen. Ik zal met degenen die mijn lading dragen samenwerken, dat wil zeggen, zij die elke dag vooruitgang boeken uit liefde voor mij, en ik zal hun kracht zijn en ze zo in vuur in vlam zetten dat ze meer willen doen. De mensen die in de plaats blijven die hen schijnt te prikken – maar werkelijk vredig is - zijn degenen die dag en nacht geduldig zwoegen zonder vermoeidheid, maar steeds ijveriger worden, denkend dat wat zij doen weinig is. Dit zijn mijn beste vrienden, en het zijn er maar weinig, omdat anderen de dranken in de tweede schatkist meer liefhebben.