De Moeder van God sprak tot de bruid, zeggende: “Mijn dochter, ik wil dat je weet dat waar een dans is, drie dingen zijn: lege vreugde, luid geschreeuw en nutteloos werk. Als iemand de danszaal verdrietig en vol zorgen binnenkomt, dan zet zijn vriend, die zich in het midden van de vreugde van de dans bevindt maar een vriend van hem triest ziet binnenkomen, zijn vreugde aan de kant, verlaat de dans en treurt met zijn bedroefde vriend.
Deze dans is de wereld die nog steeds gevangen is in angst, die voor dwazen vreugde lijkt. In deze wereld zijn er drie dingen: lege vreugde, ondoordachte woorden en nutteloos werk. Een mens moet alles achter zich laten waar hij voor zwoegt. Zou een persoon die temidden van dit wereldse dansen staat, mijn zwoegen en verdriet overdenken en dan rouwen met mij – die alle wereldse vreugde achter zich heeft gelaten – en zou hij de wereld achter zich laten? Bij de dood van mijn Zoon was ik als een vrouw wiens hart was doorstoken met vijf speren.
De eerste speer was zijn schandelijke en afkeurenswaardige naaktheid, want ik zag mijn meest kuise en machtige Zoon naakt aan de zuil staan zonder ook maar enige bedekking op hem. De tweede speer was de veroordeling tegen hem, want zij beschuldigden hem van verraad en leugen en verraadden hem, die ik kende als zijnde rechtvaardig en waarheidsgetrouw en die nooit iemand heeft beledigd of gewenst heeft iemand te beledigen. De derde speer was zijn kroon van doornen die zijn heilige hoofd zo bruut doorboorden dat het bloed zijn mond, baard en oren in stroomde. De vierde speer was zijn treurige stem aan het kruis waarbij hij huilend tot de Vader uitriep: “Vader, waarom heb je me verlaten?” Alsof hij wilde zeggen: “Vader, er is niemand zich over mij ontfermt, behalve u.” De vijfde speer die mijn hart doorboorde was zijn meest bittere dood.
Zijn meest kostbare bloed vloeide uit hem door zoveel slagaders als de speren die mijn hart hadden doorstoken. De slagaders van zijn handen en voeten werden doorboord, en de pijn in zijn doorstoken pezen stroomde onvermurwbaar naar zijn hart en van het hart terug naar zijn pezen, omdat zijn hart gezond en sterk was, verergerde de pijn zich meer. Een strijd tussen leven en dood en zijn leven werd bitter meer verlengd temidden van zijn pijn. Toen zijn dood naderde en zijn hart barstte van ondraaglijke pijn, begon hij plots stuiptrekken te krijgen over zijn hele lichaam en zijn hoofd dat wat naar achteren hing hief zich vanzelf wat op. Hij opende zijn gesloten ogen lichtjes, bijna half open. Ook opende hij zijn mond zodanig dat zijn bloedende tong gezien kon worden. Zijn vingers en armen, die nogal ingekrompen waren, strekten zich vanzelf uit. Zodra hij zijn geest had overgeleverd, zonk zijn hoofd naar zijn borst toe. Zijn handen trokken zich een beetje terug van de plek van de wonden en zijn voeten moesten meer van zijn gewicht dragen.
Toen werden mijn handen droog. Mijn ogen waren in duisternis bedekt en mijn gezicht werd doodsbleek. Mijn oren konden niks horen, mijn mond geen woord uitbrengen. Ik stond te wankelen op mijn voeten en mijn lichaam viel op de grond. Toen ik van de grond opstond en mijn Zoon zag, die er slechter uitzag dan een melaatse, heb ik mijn gehele wil met de zijne verenigd, wetend dat alles gebeurd was volgens zijn wil en niet gebeurd kon zijn als hij het niet had toegelaten. En ik bedankte hem voor alles. Een zekere vreugde was vermengd met mijn verdriet, want ik zag dat hij, die nooit gezondigd had, door zijn grote liefde, voor alle zondaars wilde lijden. Moge degenen die in de wereld zijn, zien waar ik doorheen ben gegaan toen mijn Zoon stierf en mogen zij het altijd in gedachten houden.”
|