Ik had drie deugden bij mijn dood. Ten eerste, geloof, wanneer ik knielde en bad, wetend dat de Vader me uit mijn lijden kon weghalen. Ten tweede, hoop, toen ik resoluut volhield, zeggend: “Niet zoals ik wil.” Ten derde, liefde, toen ik zei: “Uw wil geschiede.” Ik had ook lichamelijke nood vanwege de natuurlijke angst van lijden en bloedend zweet verliet mijn lichaam. Dus, om ervoor zorgen dat mijn vrienden niet zouden huiveren om aan hun lot te worden overgelaten als het moment van beproeving tot hen komt, toonde ik hen in mijzelf aan dat het zwakke vlees altijd wegloopt voor pijn.
Maar misschien vraag je je af hoe bloedend zweet uit mijn lichaam kwam. Nou, op dezelfde manier als het bloed van een ziek persoon opdroogt en in zijn aderen wordt verbruikt, wordt mijn bloed verbruikt vanwege de natuurlijke angst voor de dood. Mijn Vader wilde de weg laten zien waardoor de hemel geopend zou worden en hoe mensen er binnen konden gaan na hun ballingschap, de Vader heeft me toen liefdevol overgeleverd aan mijn lijden, opdat mijn lichaam glansrijk verheerlijkt zou worden eens het lijden volbracht was. Omdat mijn menselijke natuur niet gewoon zijn heerlijkheid zonder lijden kon binnengaan, ook al was ik hiertoe in staat door de kracht van mijn goddelijke natuur.
Waarom dan zouden mensen met weinig hoop, ijdele hoop en geen liefde, het verdienen om mijn heerlijkheid binnen te treden? Als ze geloof hadden in eeuwige vreugde en in verschrikkelijke straf zouden ze niets anders dan mij wensen. Als ze echt geloofden dat ik alles weet en zie en de macht heb over alles en dat ik een oordeel vel voor iedereen, zouden ze afkeer voor de wereld inboezemen en zouden ze eerder, uit vrees voor mij, bang zijn om te zondigen in mijn aanwezigheid, dan uit menselijke zienswijze. Als ze een sterke hoop hadden, dan zouden al hun gedachten en begrip op mij gericht zijn. Als ze goddelijke liefde hadden, zou hun geest zich op z’n minst herinneren wat ik voor hen heb gedaan, de inspanningen die ik heb verricht in het preken, hoeveel pijn ik had in mijn lijden, hoeveel liefde ik had bij mijn dood – zoveel liefde dat ik liever stierf dan hen te verliezen.
Maar hun geloof is zwak en wankelt, dreigt snel te vallen, want ze zijn klaar om te geloven, wanneer de impulsen van verleiding afwezig zijn, maar ze verliezen vertrouwen wanneer ze tegenslagen tegenkomen. Hun hoop is ijdel, omdat ze hopen dat hun zonden worden vergeven zonder een beproeving en zonder een eerlijk proces. Ze vertrouwen erop dat ze het rijkdom der hemelen gratis verkrijgen. Ze willen mijn genade ontvangen zonder gerechtigheid. Hun liefde voor mij is koud, omdat ze nooit vurig naar me zoeken, tenzij ertoe gedwongen uit tegenspoed. Hoe kan ik warm worden tegenover mensen die geen oprecht geloof, noch een sterke hoop, noch een vurige liefde voor me hebben? Als ze bijgevolg tot me uithuilen en zeggen “God, heb genade met me!” verdienen ze het niet om te worden gehoord of mijn heerlijkheid binnen te treden. Omdat ze hun Heer niet willen bijstaan in het lijden, zullen ze hem niet bijstaan in zijn heerlijkheid. Geen enkele soldaat kan zijn Heer behagen en terug in gunst verwelkomt worden na een val, tenzij hij zich eerst vernedert om zo zijn minachting recht te zetten.
|