Ik ben de Schepper van alle dingen. Ik ben geboren uit de Vader voordat Lucifer ontstond. Ik besta onlosmakelijk met de Vader en de Vader in mij en één Geest in beide. Oftewel, er is één God - Vader, Zoon en Heilige Geest - en niet drie goden. Ik ben hij die de belofte van een eeuwige erfenis aan Abraham heeft gemaakt en die mijn volk uit Egypte leidde door Mozes. Ik ben het die sprak door de profeten. De Vader plaatste mij in de schoot van de Maagd, zonder zichzelf te scheiden van mij, maar onlosmakelijk blijvend met mij, opdat de mensheid, die God had verlaten, kan terugkeren naar God door mijn liefde. Nu echter, in jullie aanwezigheid, hemels leger, ook al zien en weten jullie alle dingen in mij, omwille van de kennis en lering van deze bruid, die alleen fysieke spirituele dingen kan ontvangen, betuig ik mijn beklag voor jullie betreft de vijf aanwezige mannen hier, want zij beledigen mij in vele opzichten.
Op dezelfde manier als ik ooit de gehele Israëlitische natie onder de naam van Israël in de Wet insloot, zo bedoel ik nu met deze vijf mannen iedereen in de wereld. De eerste man staat voor de leider van de kerk en zijn priesters, de tweede voor de goddeloze leken, de derde voor de Joden, de vierde voor de heidenen, de vijfde voor mijn vrienden. Wat betreft jou, Jood, ik maak een uitzondering voor alle Joden die in het geheim Christenen zijn en mij in oprechte liefdadigheid en trouw dienen en in het geheim werken. En met betrekking tot u, heidene, ik maak een uitzondering voor al degenen die graag de weg van mijn geboden willen bewandelen, als ze maar wisten hoe en onderwezen werden, maar die zoveel als ze weten in de praktijk kunnen brengen.
Deze zullen in geen geval samen met jou veroordeeld worden. Ik betuig nu mijn beklag over jou, hoofd van de kerk, jij die in mijn troon zit. Ik gaf deze troon aan Peter en zijn opvolgers om met een drievoudige waardigheid en autoriteit op te zitten: Ten eerste, opdat zij de bevoegdheid zouden hebben om te binden en de zielen van de zonde los te maken. Ten tweede, zodat ze de hemel konden openen voor boetelingen, en ten derde zodat ze de hemel dicht zouden houden voor de verdoemden en voor hen die mij minachten. Maar jij, die de zielen zou moeten vrijspreken en ze aan me moet voorstellen, je bent echt een moordenaar van zielen.
Ik heb Peter als herder en dienaar van mijn schapen gemaakt. Maar je verstrooit en verwondt ze, en u bent nog erger dan Lucifer. Hij was jaloers op me en verlangde er naar niemand anders dan mij te doden, zodat hij zou heersen in mijn plaats. Maar jij bent veel slechter dan dat; niet alleen dood je me door mij van jezelf los te maken door je slechte werken, maar dood je ook de zielen door je slechte voorbeeld. Ik kocht zielen vrij met mijn bloed en vertrouwde ze aan je toe als aan een trouwe vriend. Maar je hebt ze overgeleverd aan de vijand van wie ik ze heb vrijgekocht. Je bent onrechtvaardiger dan Pilatus. Hij veroordeelde mij alleen tot de dood. Maar jij veroordeelt me niet alleen alsof ik een waardeloze heer van niets ben, jij veroordeelt ook de zielen van mijn uitverkorenen en bevrijdt de schuldigen. Je bent genadelozer dan Judas. Hij verkocht alleen mij, maar jij verkoopt niet alleen mij, maar ook de zielen van mijn uitverkorenen voor je eigen schaamteloze winst en lege reputatie. Je bent gruwelijker dan de Joden. Zij kruisigden alleen mijn lichaam, maar jij kruisigt en straft de zielen van mijn uitverkorenen voor wie jouw kwaad en jouw zonde wreder zijn dan enig zwaard. En dus, omdat je net als Lucifer bent en onrechtvaardiger dan Pilatus en genadelozer dan Judas en gruwelijker dan de Joden, is mijn beklag over jou gerechtvaardigd.
De Heer zei tegen de tweede man, dat wil zeggen, tegen de leken: “Ik heb alle dingen geschapen voor jullie gebruik. Jullie gaven je toestemming aan mij en ik aan jullie. Jullie beloofden me trouw en legden jullie eed af dat jullie me zouden dienen. Nu hebben jullie je echter van mij verwijderd als iemand die God niet kent. Jullie beschouwen mijn woorden als een leugen, mijn werken zinloos. Jullie zeggen dat mijn wil en mijn geboden te zwaar zijn. Jullie hebben de gelofte van trouw geschonden. Jullie hebben je eed verbroken en mijn naam verbannen. Jullie hebben jezelf van het gezelschap van mijn heiligen gedistancieerd en je bij het gezelschap van de duivels gevoegd en zijn hun metgezellen geworden. Jullie denken dat niemand lof en eer verdient, behalve jullie zelf. Jullie vinden alles wat met mij te maken heeft en dat je verplicht bent om te doen voor me moeilijk, terwijl de dingen waar jullie van houden makkelijk zijn voor jullie. Daarom is mijn beklag, dat op jullie betrekking heeft, gerechtvaardigd, want jullie hebben het vertrouwen dat jullie me beloofden vebroken, zowel in de doop als daarna. Daar bovenop beschuldigen jullie mij van liegen over de liefde die ik jullie heb getoond in woord en daad. Jullie zeggen dat ik dwaas was om te lijden.”
Hij zei tot de derde man, dat zijn de Joden: “Ik begon mijn liefdesrelatie met je. Ik koos je als mijn volk, ik leidde je uit de slavernij, ik gaf je mijn wet, ik bracht je naar het land dat ik jullie vaders beloofd had en stuurde je de profeten om je te troosten. Toen koos ik een maagd uit jullie en nam een menselijke natuur van haar. Mijn beklag is dat je nog steeds weigert om in me te geloven, zeggend: ‘De Christus is nog niet gekomen, maar moet nog komen.’ ”
De Heer zei tegen de vierde man, dat wil zeggen, tegen de heiden: “Ik schiep en kocht je vrij als Christen. Ik heb je alle goed gedaan. Maar je gebruikt je zintuigen niet, want je weet niet waar je mee bezig bent. Je bent net een blinde man, omdat je niet weet waar je heen gaat. Je eert de schepping in plaats van de Schepper, het foute in plaats van de waarheid. Je knielt neer voor dingen die minder zijn dan jezelf. Dat is de oorzaak van mijn beklag over je.”
Hij zei tot de vijfde man: “Kom dichterbij, vriend.” En hij zei direct tot het hemelse leger: “Beste vrienden, mijn vriend staat hier voor vele vrienden. Hij is als een man, ingesloten tussen de heidenen en wreed in gevangeschap gehouden. Wanneer hij de waarheid spreekt, gooien ze stenen naar zijn mond. Wanneer hij iets goeds doet, steken ze een speer in zijn borst. Ach, mijn vrienden en heiligen, hoe kan ik zulke mensen verdragen en hoe lang zal ik zulke minachting verduren?”
Heilige Johannes de Doper antwoordde: “Je bent als een vlekkeloze spiegel. We zien en weten alle dingen in je als in een spiegel zonder enige nood aan woorden. Je bent de ongeëvenaarde zoetheid waarin we alle goede dingen proeven. Je bent als het scherpste zwaard en een eerlijke rechter.” De Heer antwoordde hem: “Mijn vriend, wat u zei was waar. Mijn uitverkorenen zien alle goedheid en rechtvaardigheid in me. Zelfs de boze geesten doen dat, hoewel niet in het licht, maar in hun eigen geweten. Net als een man in de gevangenis die zijn teksten vroeger geleerd heeft en ze nog steeds kent, ook al is hij in duisternis en ziet hij ze niet. Ook al zien de demonen mijn rechtvaardigheid niet in het licht van mijn zuiverheid, weten en zien zij het in hun geweten. Ik ben als een zwaard dat in tweeën splijt. Ik geef iedere persoon wat hij of zij verdient.” Toen voegde de Heer eraan toe, sprekend tot de zalige Peter: “Je bent de oprichter van het geloof en van mijn kerk. Vel het oordeel over deze vijf mannen, terwijl mijn leger luistert.
Peter antwoordde: “Alle lof en eer aan u, Heer, voor de liefde die u heeft getoond aan uw aarde! Moge heel het leger u zegenen, want u zorgt ervoor dat wij alle dingen die geweest zijn en zullen zijn, in u zien en horen. We zien en weten alle dingen in u. Het is rechtvaardig dat de eerste man, degene die op uw troon zit, terwijl hij het werk van Lucifer uitvoert, smadelijk afstand dient te doen van de troon waar hij aanspraak op dacht te maken en deelgenoot wordt in de straf van Lucifer. Het oordeel van de tweede man is dat hij, die geen vertrouwen meer in u heeft, dient neder te dalen ter helle met z’n hoofd naar beneden en z’n voeten omhoog, omdat hij u, die zijn hoofd moet zijn, verachtte en zichzelf liefhad. Het oordeel over de derde is dat hij uw gezicht niet zal zien en gestraft zal worden voor zijn verdorvenheid en hebzucht, want ongelovigen verdienen het niet om het gezicht van u te zien.
Het oordeel over de vierde is dat hij opgesloten moet worden in het donker zoals een man zonder zintuigen. Het oordeel van de vijfde is dat hulp naar hem toegezonden dient te worden.” Toen de Heer dit hoorde antwoordde hij: “Ik zweer bij God de Vader, wiens stem Johannes de doper gehoord heeft bij de Jordaan, ik zweer bij het lichaam dat Johannes gedoopt heeft, gezien en aangeraakt in de Jordaan, ik zweer bij de Geest die als een duif verscheen bij de Jordaan, dat ik deze vijf rechtvaardig zal aanpakken.”
Toen voegde de Heer eraan toe, zeggend tegen de eerste van de vijf mannen: “Het zwaard van mijn ernst zal uw lichaam ingaan, erin gaand bij de top van je hoofd en zo diep en stevig doordringend dat het er nooit uitgetrokken kan worden. Je zetel zal zinken als een zware steen en niet rusten totdat het de laagste gedeelte van de diepte raakt. Je vingers, ik bedoel hiermee je adviseurs, zullen branden in een onblusbaar zwavelhoudend vuur. Je armen, ik bedoel hiermee je pastoors, die zich hadden moeten inspannen ten behoefte van de zielen, maar zich inspanden voor wereldse winst en eer, zullen worden veroordeeld tot de straf waarover David spreekt: ‘Moge zijn kinderen vaderloos zijn en zijn vrouw een weduwe en moge vreemden zijn bezit overnemen.’ Wat betekent ‘zijn vrouw’ zo niet de ziel die buiten de glorie van de hemel wordt gesloten en weduwe zal zijn van God? ‘Zijn kinderen’, daarmee bedoel ik, de deugden die ze leken te bezitten en mijn eenvoudig volk, zij die onder hen werden geplaatst, zullen van elkaar gescheiden worden. Hun rang en bezit zal anderen ten deel vallen en ze zullen eeuwige schaamte erven in plaats van hun bevoorrechte positie.
Hun hoofddeksel zal wegzinken in de modder van de hel, en ze zullen er zelf nooit uit kunnen komen. Dus, net zoals ze hier op aarde door eer en trots boven anderen uitstegen, zo zullen ze zoveel dieper zakken in de hel dan anderen, dat het onmogelijk zal zijn voor ze om te stijgen. Hun ledematen, ik bedoel hiermee, alle geestelijken die hen volgden, zullen van hen worden afgesneden en afgezonderd worden net als een muur die is afgebroken, waar geen steen op steen meer is en het cement niet langer hecht aan de stenen. Genade komt hen niet toe, omdat mijn liefde hen nooit zal verwarmen, noch zal ik ze in een eeuwig huis in de hemel inbouwen. Integendeel, ontdaan van al het goede, worden ze eindeloos gepijnigd samen met hun hoofdman.
Ik zeg tegen de tweede man: Omdat je je belofte van trouw aan mij niet wilt behouden of me liefde wilt tonen, zal ik je een dier sturen dat afkomstig is van de onstuimige stroom en je zal verslinden. En zoals een wilde stroom altijd omlaag loopt, zo zal het dier je omlaag dragen naar de laagste delen van de hel. Zo onmogelijk als het is voor je om opwaarts te reizen tegen een onstuimige stroom in, zal het even hard voor je zijn om ooit op te stijgen uit de hel.
Ik zeg tegen de derde man: Omdat jij, Jood, niet wilt geloven dat ik ben gekomen, zul je me daarom als ik voor het tweede oordeel kom, niet in mijn heerlijkheid zien, maar in je geweten en je zult vaststellen dat alle dingen die ik je heb gezegd waar waren. Dan blijft er de straf voor je over die je verdient.
Ik zeg tegen de vierde man: Omdat je niks om geloof geeft en niks wilt weten, zal je eigen duisternis je licht zijn, en je hart zal verlicht worden om te begrijpen dat mijn oordelen waar zijn, maar je zult echter niet naar het licht komen. Ik zeg tegen de vijfde man: Ik zal drie dingen voor je doen. Ten eerste zal ik je innerlijk vullen met mijn warmte. Ten tweede zal ik je mond harder en steviger maken dan elke steen, zodat de stenen die naar je gegooid worden terug zullen ketsen.
Ten derde, zal ik je met mijn wapens uitrusten zodat geen speer je zal beschadigen, maar alles geeft aan je toe, zoals was in vuur. Wees daarom sterk en sta als een man. Als een soldaat in oorlog die op de hulp van de heer wacht en zolang strijdt als dat hij vocht in zich heeft, dus aan jou, houd voet bij stuk en vecht. De Heer, je God, waar niemand zich tegen kan verzetten, zal je hulp bieden. En omdat je gering in aantal bent, zal ik je de eer geven en veel voor je maken. Ziezo, mijn vrienden, jullie zien en herkennen deze dingen in mij en ze blijven voor mij. De woorden die ik nu heb gesproken zullen uitkomen. Deze mannen zullen nooit mijn koninkrijk binnenkomen zolang ik de koning ben, tenzij ze hun wegen verbeteren. Want de hemel wordt aan niemand anders gegeven dan degenen die zichzelf nederig opstellen en boetedoening doen.” Toen antwoordde het gehele hemelse leger: “Alle lof komt U toe, Heer God, die zonder begin of einde is.”
|