EEN STEEN IN BIRGITTAS KROON.
Boek 9 - KAP. 112

Toen de H. Birgitta in Rome woonde, vertelde de kok haar eens een schandelijke leugen : “Vrouwe, uw zoon Karl is opgehangen.” Hierop antwoordde zij : “Dat verhoede God ; van wien hebt gij het gehoord ?” “Pelgrims hebben het gezegd,” antwoordde hij. Aan het einde van het jaar stierf die kok, na gebiecht en boetedoening gedaan te hebben. Birgitta, die bekommerd was over de zaligheid van zijn ziel, bad voor hem. Na zeven dagen kreeg zij een visioen en zag een balk, die dwars over de hel gelegd scheen, en midden op dien balk zat de ziel van bovengenoemden doode. Toen verscheen de maagd Maria en zeide : “Niemand vermoedt den vreeselijken angst waarmee die ziel hier zit. Dit is zijn straf omdat hij in zijn leven Gods vrienden verontrustte. Toch zult gij weten, dat hij behoort tot hen die geholpen kunnen worden.”