DES DONDERDAGS. – UIT DE EERSTE LES.

Zegen : De verheven Maagd der maagden zij onze voorbede bij den Heer.

Wel mag het gezegende lichaam van Maria vergeleken worden bij het reinste vat en haar ziel bij het helderste licht en haar hersens bij een fontein, die in de hoogte springt en daarna in het diepe dal nedervalt. Want toen de maagd den leeftijd bereikte, waarop zij begreep dat de ware God in het hemelrijk was en dat Hij alles geschapen had in het bizonder den mensch tot Zijn eeuwige glorie, en dat Hij de allerrechtvaardigste rechter is, toen sprong het begrip en het verstand in de hersens der maagd hemelhoog op, als water uit een bron en viel daarna neder in het dal, dat haar onderdanigste lichaam was.

Want evenals de Kerk zingt, dat Gods Zoon van den Vader is uitgegaan en tot den Vader is weergekeerd, hoewel beiden nooit van elkaar gescheiden zijn geweest, steeg het verstand der maagd voortdurend naar de hemelhoogte, omvatte God voortdurend met haar geloof en kwam weer terug tot zich zelf, teederlijk omarmd door Zijn teedere liefde.

En deze liefde behield zij standvastig vol verstandige hoop en goddelijke vrees, en ontstak haar eigen ziel zoodanig in liefde, dat die begon te gloeien van liefde voor God als het heetste vuur. En het verstand der maagd maakte ook har lichaam zoo onderdanig aan haar ziel voor Gods dienst, dat het lichaam haar gehoorzaamde in alle onderdanigheid. O, hoe snel begreep het verstand der maagd Gods liefde en bewaarde die als den dierbaarsten schat !

Zooals een lelie, die naar onder drie wortels schiet in den grond, en deze vast, stevig maakt, terwijl zij naar boven, zich in drie wonderschoone bloemen ontvouwt, zoo verwekt de goddelijke liefde in Marias lichaam, dat is in haar zinnen, drie sterke deugden, die zelfs aan haar lichaam een nieuwe, bovennatuurlijke kracht bijzetten ; en haar ziel, versiert ze met drie bloemen, drie volmaaktheden, die God en de engelen bewonderend en verheugd aanschouwen.