Voorwoord Boek 5 "Het Vragenboek"

Hier begint het vijfde boek van de hemelsche openbaringen van Christus aan de heilige Birgitta van Zweden. Dit boek wordt terecht “Het vragenboek”, genoemd omdat de beschrijving geschiedt in vragen, waarop Christus de Heer wonderbaarlijke antwoorden geeft. En die antwoorden werden aan genoemde vrouwe op even wonderbaarlijke wijze geopenbaard, zooals zij zelf en haar biechtvader in het nabijzijn van getuigen dikwijls bevestigden. Want toen zij eens te paard naar Vadstena reed met verscheidene bekenden, die in haar gevolg reden, begon zij onderweg haar gemoed biddend tot God te verheffen, en werd toen verrukt in den geest en scheen buiten zich zelf, zoodat zij afwezig was van haar lichamelijke zinnen en verzonken in verrukking der geestelijke contemplatie.

In den geest zag zij toen een ladder op het veld, waarvan het bovenste gedeelte tot aan den hemel reikte, en bovenaan zag zij Jezus Christus den Heer in den hemel op een wonderbaarlijken troon zitten als een rechter, die het vonnis uitspreekt en aan Zijn voeten stond de Maagd Maria en rondom den troon een ontelbare heirschare van engelen en een groote menigte heiligen. En midden op de ladder zag genoemde vrouwe Birgitta een haar bekenden geestelijke, die toen nog leefde en groote theologische kennis had, maar vol bedrog en leugen was. Hij had in zijn ongeduldige en onrustige gebaren meer van een duivel dan van een geestelijke. Genoemde vrouwe zag namelijk zijn gedachten en al de innigste aandoeningen van zijn ziel.

Zij zag ook hoe hij zijn gedachten en gevoelens aan Christus voorstelde, die als rechter op den troon zat; onrustig en geen meester over zijn gebaren stelde hij zijn gedachten aan Christus voor in den vorm van vragen, zooals hieronder volgt. En toen hoorde en zag vrouwe Birgitta in den geest, hoe Christus, de rechter, met kalme en waardige gebaren deze vragen beantwoordde, iedere vraag afzonderlijk met groote wijsheid. Toen genoemde vrouwe in die enkele openbaring heel dit boek in zich had opgenomen en genoemd slot reeds nabij was, greep iemand uit haar gevolg het paard bij de teugels en raakte Birgitta aan om haar uit haar verrukking te wekken. Toen zij tot zichzelf gekomen was, beklaagde zij het zeer dat zij daardoor beroofd was van zulk een groot hemelsch geluk.

En dit vragenboek prentte zich zoo sterk in haar ziel en geheugen, alsof het op marmer gegrift was. En zij schreef het zelf dadelijk in haar moedertaal op, en haar biechtvader vertaalde het in de boekentaal, op dezelfde wijze als hij andere boeken placht te vertalen.

Dit vragenboek is verdeeld in vragen, die ook weer onderverdeeld zijn in vragen. Het bestaat uit 16 vragen en in ieder van deze wordt Christus, de rechter, ondervraagd, en geeft hij een klaar en wonderbaarlijk antwoord; zoodat iedere vraag weer een zeker aantal andere vragen inhoudt. Daarop volgens de antwoorden, zooals uit den loop van het boek duidelijker blijkt.